E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBZWO:2001:AD8341
LJN AD8341, Rechtbank Zwolle, Awb 01/1211

Inhoudsindicatie:

De aard van de aan B&W gedelegeerde art. 19.1 WRO vrijstellingsbevoegdheid verzet zich tegen mandaatverlening aan ambtenaar.

De raad van de gemeente Hardenberg heeft de in art. 19, eerste lid WRO opgenomen vrijstellingsbevoegdheid bij besluit van 2 januari 2001 aan verweerder gedelegeerd. Verweerder heeft op 9 januari 2001 besloten zijn bevoegdheid ter zake te mandateren - zonder enig voorbehoud - aan het hoofd afdeling Bouwen en Milieu.

Het bestreden besluit is dan ook namens verweerder door deze functionaris genomen, overigens met voorbijgaan aan het voorschrift van art. 10:19 Awb. Op voormelde delegatie en mandatering van bevoegdheden zijn van toepassing de bepalingen over mandaat en delegatie in de afdelingen 10.1.1 en 10.1.2 Awb. Nu in voormeld art. 19, eerste lid, WRO uitdrukkelijk aan de gemeenteraad de bevoegdheid is toegekend de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid te delegeren aan verweerder is voldaan aan het vereiste van art. 10:15 Awb dat delegatie slechts geschiedt indien de bevoegdheid bij wettelijk voorschrift is voorzien. Hoewel (door)mandatering van een gedelegeerde bevoegdheid door de delegataris (in casu verweerder) zonder instemming van de delegans (in casu de raad) mogelijk is, is de president vooralsnog van oordeel dat de aard van de vrijstellingsbevoegdheid ex art. 19, eerste lid, WRO zich tegen de onderhavige mandaatverlening verzet. Hierbij is overwogen, dat het criterium voor toepassing van het nieuwe art. 19 van zuiver inhoudelijke aard is, te weten een goede ruimtelijke onderbouwing. Die onderbouwing kan worden gevonden in reeds door de gemeenteraad vastgesteld ruimtelijk beleid in de vorm van een structuurschets, een structuurvisie of anderszins. Dit hoeft evenwel nadrukkelijk niet. Een goede ruimtelijke onderbouwing kan ook aan de hand van de concrete art. 19-aanvraag worden geformuleerd. Dit is een belangrijke constatering geweest voor de vraag aan welk gemeentelijk orgaan de nieuwe art. 19-bevoegdheid moest worden toegekend, aangezien het honoreren van een art. 19-aanvraag in die situatie ingrijpende consequenties kan hebben voor de ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied. Juist met het oog op deze omstandigheid heeft de wetgever ervoor gekozen de vrijstellingsbevoegdheid over te hevelen van B&W naar de gemeenteraad.

In het nieuwe art. 19 WRO gaat het om een bevoegdheid die volledig naast het bestemmingsplan zal fungeren; in de bestemmingsplanprocedure is het de raad die het bestemmingsplan vaststelt. De president is dan ook van oordeel dat de gemandateerde bevoegdheid niet in de sfeer van de normale bevoegdheidsuitoefening van de gemandateerde ligt c.q. behoort te liggen. Dat besluiten omtrent vrijstelling eerst na overleg met de verantwoordelijk wethouder worden genomen, zoals ter zitting is betoogd, doet hier niet aan af. In genoemd delegatie- en mandaatbesluit wordt deze voorwaarde ook niet aan de gemandateerde gesteld. De onderhavige mandaatverlening acht de president dan ook in strijd met art.10:3, eerste lid, Awb, waarin onder meer is bepaald dat een bestuursorgaan mandaat kan verlenen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie